Iris: “Het is echt een wonder dat ik nog leef”

Iris: “Het is donderdagmiddag 25 november rond 13.00 uur ’s middags als ik vanaf Soesterberg naar  Houten wil gaan rijden. ‘Zal ik mijn hond meenemen?’ Schiet het door mij heen. Maar ik laat hem toch maar thuis. Achteraf ben ik blij dat ik dat heb gedaan. Want als ik de A28 bij Zeist oprijd, gaat het hélemaal mis”.

"Wat er precies is gebeurd, is mij nog steeds een raadsel. Waarschijnlijk ben ik achter het stuur flauw gevallen, maar terwijl ik de snelweg oprijd, beland ik in een slip. Uiteindelijk ben ik met mijn auto tegen de zijkant van een vrachtwagen gereden. Het enige wat ik nog weet is dat ik wakker werd en iemand van de brandweer zag die zei: “we gaan je uit de auto knippen en we gaan heel goed voor je zorgen”. Toen viel ik weer weg”.

Peter Lucassen is die dag Bevelvoerder van brandweerpost Zeist. Hij wordt gealarmeerd voor een ongeval met letsel en rukt met zijn ploeg uit naar het incident. Peter: “Terwijl wij onderweg waren kregen wij informatie dat er één slachtoffer bij het ongeval betrokken was en dat ook de traumahelikopter was opgeroepen. Dan weet je: dit is serieus. Als bevelvoerder is het mijn taak om leiding te geven aan de brandweerploeg en het overzicht te houden. Als wij bij een incident aankomen, is onze eerste zorg om een veilige werkplek te creëren en het incident te 'stabiliseren', zoals wij dat noemen. Zo hebben wij bijvoorbeeld eerst het verkeer laten stilleggen en ons

gelijk over het slachtoffer ontfermd. Het was duidelijk dat zij er slecht aan toe was. Het ambulancepersoneel bevestigde dat en gaf aan dat er geen tijd te verliezen was. De ploeg heeft haar zo snel mogelijk uit de auto bevrijdt, waarna zij met spoed naar het ziekenhuis werd overgebracht”.

Iris wordt pas wakker als ze in het ziekenhuis is en kan zich niks van het ongeluk herinneren.
“Er stonden drie agenten bij mijn vader voor de deur die zeiden: “Bent u de vader van Iris? U moet nu naar het ziekenhuis, want zij ligt op de intensive care en we denken niet dat ze de nacht gaat halen”. Ik was er echt slecht aan toe: ik had mijn ellenboog gebroken en mijn milt, oor, nekwervel én rugwervels waren gescheurd, ik had een schedelbasisfractuur en mijn schedel is achter mijn oor aan beide kanten gebroken, waardoor er een zenuw bekneld zit en mijn gezicht gedeeltelijk is verlamd. Gelukkig ben ik een fanatieke sporter, waardoor ik erg fit ben. Ik eet heel gezond en doe zes keer per week aan krachttraining. De artsen zeiden dat dat ervoor heeft gezorgd dat mijn herstel heel voorspoedig is gegaan: twee dagen later was ik al van de IC af, drie dagen later stond ik zelfstandig te douchen en vier dagen later was ik alweer thuis.

Toen ik thuis kwam, ben ik naderhand nog naar de sloop geweest om te kijken of mijn bril toevallig nog in de auto lag, want die was ik kwijt geraakt. De man van de sloop zei: “Zat jíj in die Mini Cooper? Dat kan niet.. want de persoon die daarin zat die moet wel dood zijn”. Achteraf gezien heb ik enorm veel geluk gehad, in alle opzichten. Het is onvoorstelbaar wat voor werk de brandweer en de andere hulpdiensten hebben geleverd. Daarom ben ik alle hulpdiensten zo enorm dankbaar. Het had echt veel slechter kunnen aflopen, maar iedereen heeft me super goed geholpen. Mijn vader heeft 25 jaar bij de brandweer gezeten en daarom kon ik goed voorstellen wat zij hebben gedaan. Ik dacht alleen maar: “Jullie zijn helden”.”